hoe verloopt een civiele procedure ?
Voor cliënten is het vaak onduidelijk hoe een civiele procedure precies in zijn werk gaat. Ik zet deze daarom hierna globaal uiteen.
In het burgerlijke /civiele recht kennen wij twee soorten procedures: de dagvaardings-procedure en de verzoekschriftprocedure. De laatstgenoemde procedure komt vooral voor in zaken die ik in mijn praktijk niet behandel (zoals het personen- en familierecht, arbeidsrecht en faillissementsrecht), zodat ik die hier verder onbesproken zal laten.
In de dagvaardingsprocedure staan in ieder geval twee partijen tegenover elkaar; de eiser en de gedaagde (er kan ook sprake zijn van meerdere eisers en/of gedaagden). De eiser roept met de dagvaarding de gedaagde op om in een procedure voor de rechtbank te verschijnen. De dagvaarding wordt door een deurwaarder aan de gedaagde uitgebracht (dat kan zijn door het overhandigen in persoon of door het achterlaten van dit stuk in de brievenbus op het (woon)adres van de gedaagde). In deze dagvaarding beschrijft de eisende partij wat hij vordert van de gedaagde en waarom.
Begin van de procedure
Een civiele dagvaardingsprocedure wordt in de eerste fase geheel schriftelijk gevoerd. De procedure wordt door eiser met de dagvaarding bij de rechtbank aangebracht op de dag en bij de rechtbank die in de dagvaarding staat vermeld. De gedaagde kan zich op die dag “stellen” in de procedure. Hij kan dan ook schriftelijk verweer voeren of daarvoor een uitstel van zes weken vragen. In dit schriftelijk verweer – de zogenaamde conclusie van antwoord – legt de gedaagde uit waarom en met welke onderdelen van de vordering (eis) hij het niet eens is. Hij kan ook eventueel een tegenvordering instellen (een zogenaamde eis in reconventie).
Verstek
Als een gedaagde niet reageert op de dagvaarding en ook geen uitstel vraagt om later alsnog verweer te mogen voeren, dan zal de rechter tegen deze niet-verschenen gedaagde verstek verlenen. Dat laatste zal de rechter ook beslissen als de gedaagde in een procedure verschijnt zonder advocaat, terwijl de wet bijstand van een advocaat in die procedure verplicht stelt. Verstek zal tegen een gedaagde ook worden verleend als hij zijn griffierecht niet tijdig betaalt. De vorderingen van eiser zullen dan veelal in een verstekvonnis geheel worden toegewezen; gedaagde zal ook in de proceskosten worden veroordeeld.
Verzet
Een gedaagde die bij verstek is veroordeeld kan binnen vier weken in verzet gaan. Dat doet hij door binnen die termijn door de deurwaarder een verzetdagvaarding te laten uitbrengen aan de oorspronkelijke eiser. De procedure wordt daarmee hervat. De termijn van vier weken begint niet te lopen van het moment dat het verstekvonnis door de rechter is gewezen, maar vanaf het moment (1) dat dit vonnis door de deurwaarder aan de veroordeelde gedaagde persoonlijk ter hand is gesteld, of (2) dat de veroordeelde een daad verricht waaruit blijkt dat hij bekend is met het vonnis, of (3) dat een begin wordt gemaakt met de executie van het verstekvonnis (bijvoorbeeld door beslag op de bankrekening of het loon van gedaagde). Er is vaak veel discussie over de vraag of de verzettermijn al is gaan lopen of niet; anders gezegd of er nog verzet tegen een verstekvonnis open staat of niet. Dat is van belang om te weten, aangezien na een verlopen verzettermijn niets meer tegen het verstekvonnis kan worden ondernomen (geen verzet en geen hoger beroep); het vonnis is dan onherroepelijk (definitief).
Voor een bij verstek veroordeelde gedaagde in een civiele procedure is het daarom raadzaam zich goed te laten informeren over zijn mogelijkheden van verzet. Daarvoor is een advocaat in veel gevallen de meest aangewezen deskundige, aangezien de vaak complexe materie door andere juridische adviseurs onvoldoende wordt beheerst.
Bijstand van een advocaat soms verplicht
In sommige civiele procedures is de bijstand van een advocaat wettelijk verplicht. In andere gevallen kunt u de procedure zelf voeren (ook dan mag u zich door een advocaat laten bijstaan). U heeft geen advocaat nodig als u procedeert bij de sector kanton van de rechtbank. De kantonrechter behandelt onder meer arbeidszaken, huurzaken en civiele vorderingen met een financieel belang van maximaal € 25.000,=.
Rol van de rechter
De civiele rechter stelt zich lijdelijk op de procedure; dat wil zeggen dat partijen bepalen waar de procedure over gaat. Zo mag de rechter niet op eigen initiatief andere kwesties in de procedure betrekken, geen hoger bedrag toewijzen dan gevorderd wordt en een vordering niet als verjaard verklaren als een partij daarop geen beroep heeft gedaan. De rechter ziet er wel op toe dat de geldende termijnen in de procedure worden nageleefd.
Mondelinge behandeling van de zaak
Nadat de partijen in de procedure (al dan niet met bijstand van een advocaat) hun stukken hebben ingediend (de eisende partij de dagvaarding; de gedaagde partij de conclusie van antwoord), zal de rechtbank meestal partijen verzoeken met hun advocaten naar de rechtbank te komen voor een zitting (de zogenaamde comparitie van partijen). Partijen worden dan in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting te geven op hun standpunten en kunnen vooraf nog nadere stukken indienen. De rechter zal van de gelegenheid gebruik maken partijen vragen te stellen en zal eveneens bekijken of een schikking nog tot de mogelijkheden behoort. Nadat de rechter in grote lijnen heeft geschetst hoe hij op dat moment tegen de zaak aankijkt worden partijen met hun advocaten vaak “de gang opgestuurd” om te zien of een minnelijke regeling alsnog tot de mogelijkheden behoort. Weten partijen tot een regeling te komen, dan zal deze meestal door de rechter worden vastgelegd, zodat daarover later geen misverstand meer kan ontstaan. Het stuk wordt door beide partijen ondertekend. Daarmee komt ook een einde aan de procedure.
Vervolg van de procedure
Als partijen geen regeling weten te treffen wordt de procedure voortgezet. De rechter kan besluiten :
- een eindvonnis te wijzen;
- dat partijen de gelegenheid moeten krijgen hun standpunten nog verder schriftelijk uiteen te zetten; eiser kan dat doen met een zogenaamde conclusie van repliek; gedaagde met een conclusie van dupliek; hierna kan de rechter een eindvonnis wijzen, of wordt de procedure vervolgd op de hierna onder 3 beschreven wijze:
- een tussenvonnis te wijzen, waarbij hij een of beide partijen toelaat het bewijs van hun stellingen te leveren; dit bewijs kan geleverd worden door schriftelijke stukken of door verklaringen van getuigen die op een nog nader te bepalen moment onder ede door de rechter zullen worden gehoord. De rechter kan bij dit vonnis ook een deskundige benoemen die de rechtbank aan de hand van concrete vragen informeert. Uiteindelijk zal ook hierna de rechter tot een eindvonnis komen.
Eindvonnis
Als de rechter voldoende is geïnformeerd zal hij een uitspraak doen. Daarin wordt een beslissing gegeven op de vorderingen van eiser en de eventueel tegenvorderingen van gedaagde. De vorderingen kunnen geheel of gedeelte door de rechter worden toe- of afgewezen. De rechter beslist ook wie van partijen de proceskosten moet dragen (zie ook op een andere pagina van deze site onder : de kosten van een procedure).
Indien een veroordeelde partij niet vrijwillig aan het vonnis voldoet, dan kan de (advocaat van de) andere partij de deurwaarder verzoeken het vonnis te executeren/ten uitvoer te leggen door middel van beslag op bankrekeningen, loon of goederen van de veroordeelde.
Dwangsom
In veel procedures vordert de ene partij de betaling van een geldbedrag door de andere partij. Soms wil de eisende partij dat de gedaagde iets doet of juist iets nalaat (denk bijvoorbeeld aan de afgifte aan eiser van de auto die van hem is, of het staken van het storten van vuilnis door gedaagde op de grond van eiser). De rechter kan dan gevraagd worden deze veroordeling om te doen of na te laten kracht bij te zetten door daar (als een soort stok achter de deur) een dwangsom aan te verbinden. De veroordeelde gedaagde zal dan bijvoorbeeld € 1.000,= moeten betalen voor elke dag dat hij te laat aan de veroordeling in het vonnis voldoet. Voor het incasseren van deze dwangsommen kan de deurwaarder worden ingeschakeld.
Hoger beroep
Wie het niet eens met de eindbeslissing van de rechtbank kan in hoger beroep gaan bij de het gerechtshof. Andere rechters zullen dan nog eens naar de zaak kijken. De partij die in hoger beroep gaat (ook wel appelleren genoemd) heeft de keuze het geschil in volle omvang aan de hogere rechters voor te leggen of zich te beperken tot een bepaald onderdeel van de oorspronkelijke vordering. Het is ook mogelijk dat beide partijen tegen een vonnis van de rechtbank in hoger beroep gaan.
Bijstand door een advocaat is in appel voor beide partijen verplicht.
Niet alle vonnissen van de rechtbank zijn vatbaar voor hoger beroep. Hiervoor werd al het onherroepe-lijk geworden verstekvonnis genoemd. Tegen vonnissen in zaken waarin het financiële belang niet meer dan € 1.750,= bedraagt kan ook niet geappelleerd worden.
Schorst het in stellen van hoger beroep de werking van het vonnis van de rechtbank, is een veel gestelde vraag. In theorie is dat het geval, tenzij de rechtbank de uitgesproken veroordeling (op verzoek van de eisende partij) “uitvoerbaar bij voorraad” heeft verklaard. In de praktijk hebben de meeste uitgesproken veroordelingen de kwalificatie “uitvoerbaar bij voorraad”, zodat – ondanks een hoger beroep – direct gebruik gemaakt kan worden van het vonnis. De partij die dat doet, doet dat wel op eigen risico. Komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank, dan moet de schade van de partij die ten onrechte met de executie van het vonnis van de rechtbank is geconfronteerd, worden vergoed.
Cassatie
Tegen een uitspraak van het hof (arrest genoemd) kan nog cassatie worden ingesteld bij de hoogste civiele rechter van Nederland, De Hoge Raad te Den Haag. De Hoge Raad beoordeeld de zaak niet in volle omvang, maar kijkt uitsluitend of het recht door de lagere rechters juist is toegepast en of deze beslissing goed is gemotiveerd. Naar de feiten wordt hier niet opnieuw onderzoek gedaan; deze worden als vaststaand beschouwd (er worden dus niet opnieuw getuigen gehoord). Cassatiezaken zijn een afzonderlijke discipline en worden niet door mij behandeld.
Duur van procedure
Een gewone civiele procedure (ook wel “bodemprocedure” genoemd) kan lang duren; zes tot 9 maanden is geen uitzondering; indien getuigen worden gehoord en/of een deskundige aan de rechter moet rapporteren, dan wordt de procedure met tenminste een half jaar verlengd.
Kort geding
Soms kan of wil een eiser niet zo lang wachten omdat de zaak een snelle beslissing van een rechter vraagt (bijvoorbeeld : een verbouwing in het pand van de buren veroorzaakt schade en de verbouwende buurman wil de werkzaamheden niet stilleggen waardoor nog meer schade dreigt te ontstaan; een verhuurder heeft in de winter het gas laten afsluiten van een woning die nog bewoond wordt en wil dit niet opnieuw aansluiten). De voorzieningenrechter van de rechtbank behandelt dergelijke spoedeisende zaken in kort geding. De eisende partij vraagt de rechtbank aan de hand van een concept van de dagvaarding een datum voor de mondelinge behandeling van de zaak vast te stellen. Deze zitting zal over het algemeen binnen vier tot zes weken worden gehouden. Na de zitting zal de rechter binnen een of twee weken uitspraak doen. Als de situatie daarom vraagt kunnen de hiervoor genoemde termijnen aanzienlijk worden bekort; in zeer uitzonderlijke gevallen wordt de zitting nog op dezelfde dag gehouden als het kort geding wordt aangevraagd en doet de rechter direct na de zitting een mondelinge uitspraak. Het is de taak van de advocaat van de eisende partij de rechter van een dergelijke extreme spoedeisend-heid te overtuigen.
Eisende partijen moeten zich in kort geding door een advocaat laten bijstaan. Voor gedaagden is dat niet verplicht (tenzij deze zelf een tegenvordering willen indienen). De vordering van eiser blijkt uit de dagvaarding die door de deurwaarder aan gedaagde wordt uitgebracht. Beide partijen kunnen tot kort voor de zitting nog stukken inbrengen die hun standpunt ondersteunen. Op de zitting kunnen (de advocaten van) partijen hun standpunten mondeling toelichten; wat zij naar voren willen brengen kunnen zij schriftelijk vastleggen in een zogenaamde pleitnota, die aan de rechter wordt overhandigd. De kort geding procedure is snel en eenvoudig; er kunnen geen getuigen onder ede worden gehoord en geen deskundigen worden benoemd.
Het vonnis van de rechter in kort geding is een voorlopige uitspraak. Partijen kunnen over hetzelfde geschil ook nog een bodemprocedure voeren. De rechter in die lange procedure is niet gebonden aan de beslissing van de rechter in kort geding. In de meeste gevallen zien partijen echter af van een bodemprocedure en leggen zij zich – eventueel na een hoger beroep - neer bij de uitkomst in de kort geding procedure.
Tegen de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank kan (binnen vier weken) hoger beroep worden ingesteld bij het hof. Tegen de beslissing van het hof kan cassatie worden ingesteld. Beide partijen zijn verplicht zich in deze instanties door een advocaat te laten bijstaan.